Sensoren die rolstoelsport kunnen bevorderen

Onderzoekers van de TU Delft hebben sensoren ontwikkeld die de topprestaties in de rolstoel van toppers kunnen meten. Leuk voor die toppers, denk jij. Maar wat ga jij daaraan hebben?

Als je zelf in een rolstoel sport dan weet je dat alleen al in jouw team niemand hetzelfde is. Geen sporter heeft exact dezelfde beperking als jij, dezelfde lichaamsbouw en dezelfde sportrolstoel. Onderzoeker Rienk van der Stikke van de TU Delft stelt dat rolstoelsport daarom maatwerk is. Hij ziet de rolstoel als een verlengstuk van de atleet. Daarom is hij gaan kijken naar wat het lichaam zelf doet en hoe de rolstoel bijdraagt of hindert bij de prestatie.

Rienk deed daarvoor uitgebreid onderzoek bij rolstoeltennissers, rolstoelrugbyers en rolstoelbasketballers. Hij gebruikte daarbij een aantal kleine sensoren die in de rolstoel werden geplaatst om alle bewegingen en krachten van de sporter en de rolstoel in beeld te krijgen. Deze 'Wheelchair Mobility Performance Monitor', zoals het meetinstrument heet, geeft allerlei interessante inzichten. Zo kunnen rolstoelsporten eerlijker worden gemaakt en kunnen sportrolstoelen nog beter op individuele wensen worden aangepast.

Ook als je niet in het Nederlands rolstoelbasketbalteam zit, gaat dit onderzoek jou helpen. De wetenschappers zien namelijk al dat de resultaten ook goed toepasbaar zijn voor jou in het dagelijks leven. Het onderzoek heeft namelijk ook meer kennis opgeleverd over wat het rijden in een rolstoel aan fysieke kracht vraagt. Dit kan al helpen in het revalidatieproces, maar ook als je een overbelastingsblessure krijgt in bijvoorbeeld je armen.

Misschien moet jij er iets langer op wachten dan een topsporter, maar het is uiteindelijk de bedoeling dat jij ook heel eenvoudig kan meten wat je doet in je rolstoel. Weet jij bijvoorbeeld hoeveel kilometer jij op een dag in je rolstoel rolt? Of hoeveel keer je je armen tegen de hoepel duwt? Dat is niet alleen leuk om te weten, maar ook leerzaam omdat je daarmee ook blessures kunt voorkomen.

Bron: TU Delft